
Omgevingswet: kwaliteit informatievoorziening bepaalt kwaliteit van dienstverlening
Voor al je dienstverlening geldt dat de kwaliteit ervan sterk afhankelijk is van de kwaliteit van je informatievoorzieningen. Zo ook voor je dienstverlening in de leefomgeving. Zeker als je de beloften van de Omgevingswet (zoals één loket, regels op de kaart) waar wilt maken. Welke berg aan informatie moet je daarvoor overzichtelijk bij elkaar brengen? Welke impact heeft dit op je beleidsprocessen en informatievoorzieningen? En welke broze eerste stappen zijn gemeenten hiervoor aan het zetten?
De Omgevingswet raakt alles
De Omgevingswet wordt door velen gezien als de meest ingrijpende wetswijziging sinds de grondwetsherziening van Thorbecke in 1848. En ik denk dat dit klopt. In de afgelopen 2,5 jaar heb ik in mijn rollen als DSO expert en Projectleider Omgevingswet gezien hoe alles dat met de leefomgeving te maken heeft door de nieuwe wet geraakt wordt. Het gaat dan om de meest uiteenlopende onderwerpen: beleid, communicatie, dienstverlening, ketenpartners, participatie, VT&H en ga zo maar door.
Optimale ondersteuning van een initiatiefnemer
Al die veranderingen hebben een doel: een initiatiefnemer die iets in de leefomgeving wil realiseren moet optimaal ondersteund worden. Uitgangspunt daarbij wordt voortaan: ‘ja, mits’. En niet ‘nee, tenzij’. Wil je als overheid dat uitgangspunt niet alleen in woorden, maar ook in daden waarmaken? Dan vraagt dit een kanteling van sectoraal naar integraal denken op alle onderdelen van het beleid. De impact daarvan is enorm. Bovendien vraagt het om een juiste, actuele en kwalitatief hoogwaardige informatievoorziening over de leefomgeving, zodat dit integraal denken ook praktisch mogelijk wordt.

De berg aan informatie uit de kerninstrumenten
Onder de Omgevingswet beschik je als gemeente over de volgende kerninstrumenten voor het gebruiken en beschermen van de leefomgeving: de omgevingsvisie, actieplannen en overige programma’s, het omgevingsplan en de omgevingsvergunningen. De provincies en het Rijk hebben ieder ook hun eigen instrumenten. Al die instrumenten samen leveren een berg aan regels en andere informatie op die voor initiatiefnemers (en jezelf als overheid uiteraard) belangrijk zijn. Een korte samenvatting om enigszins een idee te krijgen.

De omgevingsvisie
In je omgevingsvisie schrijf je op hoe je het leefgebied wil ontwikkelen en beschermen. En daarbij ga je in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed . In principe bepaalt de gemeenteraad zelf detailniveau, gebieden, sectoren en thema’s van de omgevingsvisie. Maar je moet je visie wel kunnen vertalen naar de standaarden van STOP/TPOD. Dus helemaal vrij in je vormgeving ben je niet als gemeente.
Het omgevingsplan
In je omgevingsplan vertaal je de strategische visie uit je omgevingsvisie naar algemene regels voor de fysieke leefomgeving. Bijvoorbeeld welke activiteiten je in een gebied toestaat en welke regels daarvoor gelden. Of alleen de randvoorwaarden voor activiteiten als je als gemeente meerdere typen activiteiten wilt toestaan in een gebied. Je hebt als gemeente één omgevingsplan dat je continu aanpast.
Programma’s
Als gemeente kun je verder nog met programma’s werken. Bijvoorbeeld om je beleid verder in uit te werken als je ervoor kiest je omgevingsvisie globaal te houden. Zo’n programma bevat:
- de uitwerking van het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van de fysieke leefomgeving.
- maatregelen om aan de omgevingswaarden te voldoen of maatregelen om één of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken.
Als je omgevingswaarden in een programma opneemt, ben je als gemeente verplicht die te monitoren en de resultaten daarvan ook openbaar te maken.

Omgevingsvergunning
Als voor bepaalde activiteiten in een bepaald gebied een omgevingsvergunning nodig is, kunnen initiatiefnemers zo’n vergunning aanvragen. De beschikking van je gemeente op een aanvraag, levert ook weer informatie op. Denk bijvoorbeeld aan meldings- en informatieplichten bij de juiste bevoegd gezagen of behandeldiensten.
De rode draad
Om initiatiefnemers (en jezelf) duidelijkheid te geven over welke regels, randvoorwaarden, plichten en zo door allemaal gelden voor een bepaalde activiteit in een bepaald gebied, heb je informatie uit alle kerninstrumenten nodig. Idealiter kan de initiatiefnemer daarbij zelf kiezen waar hij of zij start met verzamelen van informatie om een idee te krijgen van de regels die hij of zij moeten volgen. Dat kan de website van een bevoegd gezag zijn, maar ook een website van een commerciële partij zoals Funda. En uiteraard het Omgevingsloket.

Het lonkend perspectief van het Omgevingsloket
Het lonkend perspectief is dat in het Omgevingsloket de omgevingsvisie van het Rijk, gemeenten en provincies zijn gepubliceerd. Samen met de rijksregels, provinciale omgevingsverordeningen, de waterschapsverordeningen, gemeentelijke omgevingsplannen en alle actieplannen en programma’s. En dat alles opgemaakt in STOP/TPOD-standaard. En voor initiatiefnemers vertaald in regels op de kaart, met handige zoekmogelijkheden.
Het belang van goed georganiseerde informatiehuishoudingen
Het spreekt voor zich dat dit lonkend perspectief alleen werkelijkheid wordt met goed georganiseerde informatiehuishoudingen en uitwisseling van gegevens in de hele keten van de leefomgeving. Op die manier kan het omgevingsplan bijvoorbeeld een cruciale verzameling gegevens bevatten van eigen beleid en regels en instructies van provincie, waterschap, lokaal spoor en ketenpartners zoals de GGD en veiligheidsregio. Dan ook kun je dat vertalen naar werkingsgebieden met activiteiten en annotaties om regels toepasbaar te maken.
De eerste stappen
De hele implementatie van de Omgevingswet is een nieuwe tak van sport. Dat geldt voor de beleidsmatige kanteling van sectoraal naar integraal. Het geldt ook voor de inrichting van de informatievoorzieningen en een slimme omgang met de afhankelijkheden daarin. Dit spel is nog erg broos. Stap voor stap zijn wij aan het leren, met vallen en opstaan, hoe dat werkt en wat allemaal met elkaar samenhangt. Door de verschillen in overgangsrecht wordt het er bovendien niet direct beter en eenvoudiger op. Behoorlijk wat gemeenten gebruiken TAM’s (tijdelijke alternatieve maatregelen) om bijvoorbeeld de omgevingsvisie nog in IMRO op te stellen, omdat de nieuwe software en omgevingsdocumenten nog niet beschikbaar zijn. Dit alles maakt dat het nog behoorlijk hard werken is om het lonkend perspectief van één loket met alle regels op de kaart te realiseren.
Meer informatie?
Adrie beantwoordt graag jouw vraag en denkt met je mee. Of laat een bericht achter in de chat.